De invoering van het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk in 2014
zorgt voor heftige meningsverschillen. Belangrijk twistpunt is de manier waarop
de actuele vakkennis geborgd moet worden. Maar er zijn ook punten waar overeenstemming
over is. Verschillende experts hebben terecht gewezen op het feit dat een
PE-examen veelal oude kennis toetst, dat dit systeem een erg zwaar middel is
terwijl dit in andere branches niet wordt gebruikt, en dat de inhoud van de
vakbekwaamheidsmodules niet goed aansluit bij de praktijk. Maar duidelijk is
ook dat de politiek en de minister niet voldoende overtuigd zijn van de
alternatieven die zijn aangedragen om de vakbekwaamheid op een andere manier
dan via een PE-examen te borgen.
Het is duidelijk dat de branchevertegenwoordigers van het
intermediair (Adfiz, CFD, NVGA, OvFD, NVF) tegen een verplicht periodiek
PE-examen zijn om de actuele vakkennis aan te tonen. Zij worden daarin gesteund
door ruim 10.000 vakgenoten die een petitie hebben ondertekend tegen dit plan
van de minister. De vertegenwoordigers van kennisgerelateerde keurmerken (SEH,
FFP en NVHP) hebben dit initiatief niet gesteund. Zij zijn dus niet per
definitie tegen een PE-examen. De Tweede Kamerleden, als
volksvertegenwoordigers, steunen vooralsnog de minster in zijn voornemen om te
actuele vakbekwaamheid te borgen via een periodiek PE-examen. Wel hebben zij
via een motie gevraagd om versoepeling van de huidige voorstellen. De
vertegenwoordigers van banken en verzekeraars, een doelgroep voor wie het
PE-examen ook grote gevolgen heeft, zijn opvallend stil in deze discussie.
Blijkbaar hebben zij geen principiële bezwaren.
Als je naar de overeenkomsten kijkt in deze discussie, valt
op dat iedereen het belangrijk vindt dat een financieel adviseur (onafhankelijk
of niet) te allen tijde vakbekwaam is. Er is ook geen verzet tegen het feit dat
een actueel diploma een vereiste is om als financieel adviseur een vergunning
te kunnen krijgen bij de AFM. Alle partijen snappen dat een financieel adviseur
de verantwoordelijkheid heeft om te zorgen dat zijn kennis up to date is en
aansluit op het adviesgebied waarin hij actief is.
Vakbekwaamheid is dus niet het issue, wel de manier waarop
dat getoetst wordt. De inrichting van het vakbekwaamheidsbouwwerk is onderhevig
aan kritiek. Sommige modules lijken buiten proportioneel zwaar te zijn in
verhouding tot het belang van het onderwerp. De kennis- en ervaringtoets die
een consument bij execution only moet doen staat in geen verhouding tot het
diploma dat een adviseur voor hetzelfde product moet halen.
Maar even concentreren op de hoe-vraag. Het is duidelijk dat
de branche moet aantonen dat men in staat is om de eigen achterban continue
vakbekwaam te houden. In deze snel veranderende samenleving met veel nieuwe
regelgeving is dat geen gemakkelijke opgave. Er is twijfel, terecht of niet,
over de werking van het huidige PE-systeem. Met name de politiek wil zekerheid
dat de vakkennis goed wordt bijgehouden om misselling in de toekomst te
voorkomen. Daar tegenover staat dat de markt behoefte heeft aan gemak om tegen
zo laag mogelijke kosten die actuele vakbekwaamheid te behouden. Ook de
minister en de politiek zullen voorstander zijn van een zo efficiënt mogelijk
systeem. Qua efficiency lijkt een
PE-examen elke drie jaar het beste middel. De adviseur kan zelf bepalen hoe hij
zijn kennis actueel houdt en hij hoeft maar eens per drie jaar een (digitaal)
examen af te leggen. Dat is qua kosten te overzien, en levert ook niet de druk
op om jaarlijks PE-punten te behalen. Het behalen van PE-uren of PE-punten is
tijdrovend en kostbaar. Door middel van technologische vernieuwing (internet,
social media, e-learning etc..) is informatie en ook specifieke vakkennis op
elk moment toegankelijk te maken.
Probleem van de PE-examinering is de angst dat een adviseur
geen voldoende haalt en dan (tijdelijk) zijn activiteiten moet staken. Maar na
een geslaagde herkansing kan hij waarschijnlijk zijn adviesactiviteiten weer
oppakken. Het is dus niet zo dat een behaald diploma na het zakken voor een
PE-examen definitief zijn waarde verliest. Voor een ondernemer die tevens
adviseur is, is het bedrijfseconomisch een groot risico als hij zijn werk niet
meer zou mogen doen doordat hij een bepaald examen niet heeft behaald.
Waarschijnlijk kunnen banken en verzekeraars dit risico beter opvangen. De
kleine zelfstandige intermediair loopt dus een groter bedrijfsrisico. Dat
risico is te ondervangen door zelf te zorgen dat er voldoende actuele kennis in
huis is, bijvoorbeeld door online cursussen of PE-sessies te volgen. Maar ook
door afspraken te maken met collega’s om advieswerk tijdelijk over te nemen als
een herexamen nodig mocht zijn. Hierin zouden bijvoorbeeld de serviceproviders
uitkomst kunnen bieden met een ‘opvangpool’.
De komende weken mogen brancheverenigingen met de minister
in de slag om alternatieven te bedenken die onderdelen van het
vakbekwaamheidbouwwerk kunnen versoepelen. De echte uitdaging voor de sector is
echter om de komende jaren te bewijzen dat men via zelfregulering in staat is
om de actuele vakkennis te borgen. Dat vraagt om een efficiënt onderwijs- en
opleidingsprogramma, dat vraagt om heldere sancties vanuit de branche zelf aan
onbekwame vakgenoten en dat vraagt misschien om acceptatie van een PE-examen
systeem voor de eerstkomende jaren. Pas als de zelfregulering effect sorteert
lijkt het mij opportuun om bij de minister voor afschaffing van de PE-examens
te pleiten en niet andersom. De sector heeft zich namelijk in een zodanige
situatie gemanoeuvreerd dat de politiek eerst wil zien en dan pas wil geloven.